Spraak

Problemen in het spreken van uw kind kunnen optreden op het gebied van de articulatie.
Het spreken is dan binnensmonds of slap, te snel of met onvoldoende intonatie.
Kinderen vertonen moeite met bepaalde klanken of spreken algemeen onduidelijk.
Het kind heeft moeite met het programmeren, afstemmen en controleren van mondbewegingen. Woorden worden onduidelijk uitgesproken, klanken worden weggelaten, vervangen door andere klanken of komen binnen het woord op een andere plaats terecht.
Het komt voor dat een klank wel in het ene en niet in het andere woord kan worden gemaakt.

De oorzaak hiervoor kan liggen in een zwakke aanleg voor de vorming van duidelijk spraakklanken, onvoldoende kracht, beweging en coördinatie van de mondspieren of een concentratieprobleem. Ook kan een vertraagde of onvolledige neurologische ontwikkeling een oorzaak zijn (ontwikkelingsdyspraxie).
Verder kan er sprake zijn van een open of gesloten neusspraak wanneer de spraak te veel of te weinig door de neus klinkt.

Het gevolg van onduidelijk spreken is dat uw kind niet duidelijk kan maken wat het wil en niet wordt begrepen. De communicatie en het onderlinge contact zijn bemoeilijkt. Hierdoor kunnen gedragsproblemen en/of sociaal isolement ontstaan.

Bij oudere kinderen kan er sprake zijn van broddelen of stotteren.

Broddelen: vaak een combinatie van verschillende factoren zoals een slappe uitspraak, hoog spreektempo, in elkaar schuiven van woorden, woorden niet volledig uitspreken, lettergrepen overslaan, herhalen van woorden of klanken, gebruik van stopwoorden en/of starters, veel versprekingen, monotoon spreken en moeilijkheden met het formuleren van gedachten (ook schriftelijk).
Oorzaak is vaak een zwak taalgevoel of een zwakke luistervaardigheid zoals moeilijkheden met het beoordelen van het eigen spreken, waardoor geen eigen correctie plaats vindt.

Stotteren: er kan sprake zijn van het herhalen van klanken, lettergrepen of woorden, het verlengen van klanken of het blokkeren van de spraak.
Daarnaast kunnen er begeleidende symptomen voorkomen zoals het meebewegen van gezicht en/of lichaamsdelen, transpireren, vermijden van bepaalde klanken/woorden en spreeksituaties.
Oorzaak is vaak een zwakke aanleg voor timing van de spraakbewegingen. Deze aanleg kan erfelijk zijn.
Omgevingsfactoren kunnen het stotteren doen toenemen of in stand houden.

Bij twijfels over stotteren bij kinderen is het belangrijk advies te vragen, door vroeg in te grijpen kunnen ernstige stotterproblemen worden voorkomen.

Kijk voor meer informatie op www.peuterplace.nl (klik op gezond en wel) en www.stotteren.nl.

Informatie is afkomstig uit de folder “wanneer het spreken een probleem is” van de NVLF.